23
Na hun onderhoud wist Perez niet goed wat hij van Roddy Sinclair moest denken. Hij had nu hetzelfde gevoel dat hij kreeg als hij met een doorgewinterde crimineel had gepraat, zo iemand die al zo vaak verhoord is dat hij weet hoe hij het spelletje mee moet spelen. Roddy had zijn hele leven lang al lastige vragen van de media moeten pareren. Hij wist hoe hij wilde overkomen en bleef bij zijn verhaal. Fran had gezegd dat ze hem een paar keer had ontmoet maar niet het gevoel had dat ze hem ook maar enigszins kende. Misschien was hij als het ware meegevoerd door de hype rond zijn persoon en had hij daarbij zijn eigen identiteit verloren. Perez vond het jammer dat Taylor bij het gesprek aanwezig was geweest. Hij had de indruk gekregen dat er bepaalde dingen waren die de jongen had willen vertellen, maar dat hij zich door Taylors agressieve benadering had laten afschrikken.
‘Ik ga met Edith Thomson praten,’ zei Perez. Ze liepen terug naar de schuur, waar hun auto’s stonden. ‘Edith is de vrouw van Kenny. Ze was niet aanwezig bij de opening van de expositie, maar op dat moment thuis. Misschien heeft zij iets gezien. Ze kent Bella al jaren.’
‘Werkt ze niet in het bejaardenhuis?’
‘Het verzorgingshuis,’ zei Perez. ‘Daar ga ik nu naartoe om te kijken of ik haar te spreken kan krijgen. Wil je daar ook bij zijn?’
‘Volgens mij kunnen we beter ieder ons weegs gaan,’ zei Taylor. ‘Ik blijf liever nog een tijdje hier, om de sfeer tot me door te laten dringen. Misschien ga ik nog wel even met Martin Williamson praten.’
Perez meende een zekere paniek bij zijn collega te bespeuren. Misschien vond Taylor het moeilijk om met hulpbehoevende bejaarden om te gaan en wilde hij liever niet aan zijn eigen sterfelijkheid herinnerd worden. Perez was blij dat hij in zijn eentje naar Edith kon. Hij had een paar keer met haar gesproken, in bijzijn van Kenny, en ze kwam op hem over als een trotse, waardige vrouw. Ook zij zou misschien verkeerd reageren op Taylors directe aanpak.
Het verzorgingshuis was met beleid neergezet. Het was een laag, modern, rechthoekig gebouw met grote ramen, die op de baai uitkeken. Voor de ingang stonden auto’s van het personeel en een busje dat met een rolstoellift was uitgerust. Toen Perez naar binnen liep, viel hem meteen op dat het er erg warm was, en dat het rook naar desinfecterende middelen en boenwas. Ook snoof hij de verrassend lekkere geur van warm eten op. Ondanks het feit dat het nog maar halftwaalf was, waren de tafels in de eetzaal al gedekt voor de lunch en was een vrouw in nylon werkkleding bezig kleurige plastic bekers met water te vullen. Ze keek even op en glimlachte naar hem.
Tegenover de ingang bevond zich de foyer met de grote ramen. Mensen zaten naast elkaar bij de muur in stoelen met hoge rugleuningen. Sommigen van hen leken in slaap te zijn gesukkeld. Aan een tafel zaten drie mannen te kaarten. Hij meende Willy Jamieson te herkennen, de man die ooit in het huis woonde waar Peter Wilding nu zijn intrek in had genomen. Perez zwaaide even, maar de oude man staarde met een lege blik voor zich uit.
‘Kan ik u ergens mee van dienst zijn?’
Edith Thomson was achter hem komen staan. Ze droeg een zwarte broek en een blauwe katoenen blouse en kwam erg verzorgd en professioneel over. Blijkbaar had ze hem niet herkend. Ze sprak op een beleefde, maar enigszins afstandelijke toon. Hij stak zijn hand uit.
‘Jimmy Perez. Het gaat over een moord in Biddista.’
‘Natuurlijk. Jimmy.’ Nu ze hem kon plaatsen, leek ze zich iets meer op haar gemak te voelen. Zijn bezoek had niets met haar werk te maken. Hij was geen familielid of maatschappelijk werker. ‘Dus het gaat echt om moord?’
‘Het slachtoffer is onder verdachte omstandigheden overleden.’
‘Arme Kenny,’ zei ze. ‘Hij was zo van slag toen hij het lijk had gevonden. En toen dacht hij ook nog dat het misschien Lawrence kon zijn.’
Blijkbaar deelde ze de ongerustheid van haar man niet. Perez vermoedde dat ze zijn vragen kordaat en efficiënt zou beantwoorden, maar hij geloofde niet zo in een directe benadering. Mensen gaven altijd meer van zichzelf bloot als ze in het gesprek de ruimte kregen. Juist dan kreeg je zicht op wat hen bezighield en kwam je erachter welke onderwerpen ze liever onbesproken lieten.
‘Het lijkt me heel interessant werk wat u doet,’ zei hij. ‘Deze mensen hebben vast allerlei verhalen te vertellen.’
‘Die proberen we vast te leggen. En we willen ook een soort museum maken, want het leven verandert met de dag.’
‘Dat is toch Willy, daar, aan die tafel? Toen hij nog in Biddista woonde en ik hem weleens tegenkwam, groette hij me altijd, maar nu lijkt hij me niet meer te herkennen.’
‘Op slechte dagen herkent hij geen mens,’ zei ze. ‘Ook hij zit vol verhalen, maar soms komt hij helemaal niet uit zijn woorden. Als we dan niet snappen wat hij zegt, raakt hij erg gefrustreerd. Hij heeft Alzheimer. Dat is erg snel bij hem gegaan. Heel jammer. Het was altijd zo’n levendige man. In het begin, toen hij hier begeleid kwam wonen, kon hij de meeste dingen nog wel zelf doen.’
‘Zou ik later even met hem mogen praten?’
‘Natuurlijk,’ zei ze. ‘Hij zal blij zijn met wat aanspraak.’
‘Maar eerst wil ik u graag een paar vragen stellen.’
‘Prima. Loop maar mee naar mijn kantoor. Wil je koffie?’
Het kantoor zag er net zo verzorgd en efficiënt uit als zijzelf. Een beukenhouten bureau met een computer, alles schoon en opgeruimd, een hoge archiefkast en aan de muur een planbord met gekleurde sterretjes. Hij vroeg zich af of Kenny en zij een goed huwelijk hadden. Vond hij het prima dat ze buitenshuis werkte en de hele dag van huis was? Waarschijnlijk verdiende ze meer dan haar man. Op een tafeltje in de hoek stond een koffiezetapparaat; de glazen pot zat halfvol. Ze schonk hem een kop koffie in.
‘Kunt u wat meer vertellen over de avond waarop het slachtoffer is overleden?’ zei hij.
‘Ik weet niet precies wanneer dat was. Was dat de avond voordat Kenny hem vond?’
‘We gaan er inderdaad van uit dat hij is overleden op de avond van het feestje in het Herring House. Al zou het ook de volgende ochtend in alle vroegte gebeurd kunnen zijn.’
‘Ik heb je niets te zeggen. Ik kan je echt niet verder helpen. Ik ben niet naar dat feestje gegaan.’ Ze ging achter haar bureau zitten en legde haar handen op haar schoot, niet demonstratief en zonder de opwinding die de meeste mensen voelen wanneer ze worden ondervraagd in verband met een moordzaak.
‘Maar vanuit uw huis hebt u goed zicht op het strand. Hebt u misschien iemand van het feestje zien weggaan?’
‘Ik was in de tuin bezig,’ zei ze. ‘Elk jaar denk ik dat het moestuintje een rijke oogst zal opleveren, maar dan vergeet ik dat het zout van de zee, dat door de westenwind wordt meegevoerd, alle groente aantast. Toch blijf ik optimistisch en blijf ik het tuintje bijhouden. Vanuit de moestuin kun je het Herring House niet zien. Later ben ik naar binnen gegaan om wat voor mijn werk te doen. Ik zit dan in de logeerkamer achter mijn bureau. Als ik mijn hele administratie hier moet afhandelen, zou ik veel te weinig tijd hebben om me met de bewoners bezig te houden. De logeerkamer ligt aan de achterkant van het huis. Vandaaruit zie je alleen maar de heuvel.’
‘Kenny dacht dat hij iemand in de richting van de Manse had zien rennen.’
‘Dan zal dat wel kloppen. Hij is er het type niet naar om iets uit zijn duim te zuigen. En hij was toen op de heuvel, dus hij zal wel een goed zicht op het pad gehad hebben.’
‘Waarom denkt u dat Lawrence zo plotseling is weggegaan?’
Deze vraag leek haar te overvallen, want ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Kenny zei dat de dode man Lawrence niet kon zijn.’
‘Dat weet ik, maar toch houdt het me bezig. Het lijkt zo’n drastische actie om zomaar weg te gaan en nooit meer iets van je te laten horen.’
‘Hij was niet vies van drama,’ zei ze. ‘Het grote gebaar. Wie weet vond hij het moeilijk om na zo’n lange tijd terug te komen. Of misschien vond hij het achteraf belachelijk wat hij had gedaan.’
‘Hebt u enig idee waar hij naartoe is gegaan?’
‘Kenny dacht dat het om Bella ging,’ zei ze, weer met een fronsend gezicht. ‘Dat zou best zo kunnen zijn. Maar aan de andere kant was het geen bijzonder evenwichtige man. Heb je hem ooit ontmoet?’
Perez schudde zijn hoofd. ‘Nee, volgens mij niet. Hadden Lawrence en Bella iets met elkaar?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet. Ze is altijd een heel aantrekkelijke vrouw geweest. Een beetje eigenzinnig, maar de meeste mannen lijken dat niet erg te vinden. Misschien verwachtte Lawrence er te veel van en hield Bella hem aan het lijntje. Ze vond het heerlijk om aanbidders om zich heen te hebben.’ Edith zweeg even en keek Perez glimlachend aan. ‘Dat is volgens mij nog steeds zo.’
Perez dacht na. ‘Heeft Bella op dit moment een aanbidder?’
Edith haalde haar schouders op. ‘Hoe zou ik dat moeten weten? Ze voelt zich nu te goed voor ons.’
‘Zoiets zou u toch wel hebben vernomen?’ Daar was Perez vast van overtuigd. Ook als Bella niet meer zoveel contact met de andere bewoners van Biddista onderhield, zou ze over de tong gaan. En ook als Edith niet aan het roddelcircuit wenste mee te doen, dan nog zouden alle nieuwtjes haar ter ore komen, via het personeel van het verzorgingshuis, via de cliënten die naar de dagverzorging kwamen of via familieleden van de bewoners.
‘Er gaan geruchten dat ze iets met die schrijver zou hebben, die Peter Wilding, en dat hij speciaal voor haar hiernaartoe is gekomen en in Willy’s huis is gaan wonen om zo dicht mogelijk bij haar te zijn.’ Ze keek hem aan alsof ze wilde weten wat hij ervan dacht. ‘Dat lijkt me een nogal eng idee. Ik zou niet graag hebben dat een vreemde vent dat bij mij deed.’
‘Is bekend wat ze daarvan vindt?’
‘Ze was gevleid dat hij zoveel moeite voor haar deed,’ zei ze. Ze dacht even na. ‘Ik weet niet of Bella ooit in staat zal zijn een echte relatie aan te gaan. Want dat zou ten koste gaan van het belangrijkste in haar leven.’
‘En dat is?’
Ze keek hem met een spottend lachje aan. ‘Bella Sinclair zelf. Haar werk. Haar reputatie.’
‘En hoe past Roddy in dat plaatje?’
‘Hij geeft haar een goed gevoel over zichzelf. En hij doet haar reputatie lang geen kwaad.’
‘Vindt u hem niks?’
‘Is dat relevant voor je onderzoek?’
‘Waarschijnlijk niet, maar ik ben benieuwd naar uw mening.’
‘Alles is hem komen aanwaaien,’ zei ze. ‘Hij heeft zijn uiterlijk mee, hij heeft talent, geld. Volgens mij is dat niet goed voor zo’n jonge knul. Tegenover onze kinderen was hij altijd aan het opscheppen. Maar misschien ben ik gewoon jaloers. Kenny en ik hebben altijd hard moeten werken om ons hoofd boven water te houden.’
‘Kenny zei dat Roddy een paar keer met jullie dochter uit is geweest.’
‘Roddy moet constant een vrouw om zich heen hebben. Wat dat betreft lijkt hij ontzettend op Lawrence. Toen hij een leuker gezichtje tegenkwam, heeft hij haar gedumpt. Dat vond ik niet netjes van hem.’
‘Hij heeft al heel jong zijn vader verloren. En zijn moeder in zekere zin ook.’ Hij is eenzaam, dacht Perez. Iedereen ziet hem als een wonderkind, maar echte vrienden heeft hij niet.
Ze dacht even na. ‘Dat is waar,’ zei ze. ‘Ik kende Alec niet zo goed. Toen ik met Kenny trouwde, woonde hij al niet meer in Biddista. Maar je hebt gelijk. Misschien moet ik minder hard over Roddy oordelen.’
‘Toen zijn vader ziek was, is hij heel vaak in Biddista geweest. Hij moet ongeveer even oud zijn als uw kinderen. U zei net dat hij altijd tegen ze opschepte. Gingen ze toen veel met elkaar om? Nog voordat hij iets met uw dochter kreeg?’
‘Soms kwam hij bij ons spelen. Ik had liever niet dat die twee van ons naar de Manse gingen, want ik was bang dat ze dan rare dingen gingen doen. Bovendien had Bella vaak vreemde snuiters over de vloer. Soms nam Willy ze alle drie mee in de boot het water op.’ Ze zweeg even. ‘De kinderen waren gek op Willy. Hij leek wel een soort rattenvanger van Hamelen. Als hij thuis was, wilden ze allemaal naar hem toe. Zoals ik al zei, zat hij altijd vol verhalen. Zelf heeft hij nooit kinderen gehad, en hij vond het heerlijk om ze om zich heen te hebben. Hij heeft de meeste kinderen in Biddista geleerd met een boot om te gaan. Kenny is in zijn jonge jaren ook wel met hem gaan varen. En Lawrence kon al bijna met een boot omgaan voordat hij kon lopen.’
Er klonken geluiden: voetstappen, bordjes die werden neergezet, het getik van bestek.
‘De lunch,’ zei ze. ‘Het hoogtepunt van de dag. Sommigen komen hier vooral voor het eten. Eet je een hapje mee, Jimmy? Een kopje soep gaat er toch altijd wel in?’
En dus schoof Perez aan bij Willy, een vrouw met het syndroom van Down, Greta genaamd, en Edith. Willy zag eruit alsof hij zijn kleren niet zelf had uitgekozen. Ondanks het feit dat het op het dagverblijf heel warm was, droeg hij een dikke trui over zijn geblokte shirt. Hij had zich die ochtend geschoren, maar niet al te goed. Zijn dikke, krullende haar was nog niet overal grijs.
‘Waar woon je nu, Willy?’ vroeg Perez.
Willy hield zijn lepel halverwege zijn mond, die iets openhing, en keek hem aan. ‘Ik ben geboren en getogen in Biddista.’
‘Maar daar woon je nu niet meer, hè?’ zei Edith op vriendelijke toon. ‘Nu woon je in een aanleunwoning in Middleton.’ Ze richtte zich tot Jimmy. ‘Hij krijgt twee keer per dag hulp.’
Willy knipperde met zijn ogen en bracht de lepel naar zijn mond.
‘Vertel nog eens over vroeger in Biddista,’ zei Perez. ‘Je had toen toch een boot?’
‘De Mary Therese,’ zei Willy enthousiast. De wazige blik verdween uit zijn ogen. ‘Een prachtboot. De grootste van heel Biddista. Soms ving ik zoveel vis dat ik de kist bijna niet aan wal kon tillen.’
‘Met wie ging je toen vissen?’
‘Ze wilden allemaal wel met me mee. Alle jongens. Kenny en Lawrence Thomson. Alec Sinclair. En de meisjes ook. Bella Sinclair en Aggie Watt. Aggie was altijd heel bedeesd en werd ontzettend gepest. Bella was net zo sterk als een jongen. Die was nergens bang voor.’ Hij tuurde in de verte en Perez vermoedde dat hij in gedachten weer terug was op het water, op een mooie zomeravond, met kinderen die lachten en dolden, kinderen die hij zelf nooit had gehad.
‘Je bent altijd met ze in contact gebleven, hè? Ook toen ze ouder werden.’
Willy leek hem niet meer te horen. Hij brak het broodje op zijn bord in tweeën en doopte een helft in de soep. ‘Roddy Sinclair was er ook,’ zei hij. ‘Hij vond het leuk om mee te gaan vissen als hij in de Manse logeerde.’
‘Dat was later pas,’ zei Edith. ‘Roddy was jonger dan Kenny en Lawrence. Ze zijn nooit met z’n drieën met je mee geweest.’
Daar moest Willy even over nadenken. De soep droop van zijn brood op zijn trui. Edith boog zich naar hem toe en veegde zijn trui voorzichtig met een papieren servetje droog. Willy schudde zijn hoofd, alsof hij de beelden in zijn hoofd wilde verjagen.
‘Heb je ooit Engelse vrienden gehad, Willy?’ vroeg Perez.
Nu keek Willy hem met een brede grijns aan. ‘Ik vond het altijd leuk om met Engelsen het water op te gaan. Die namen altijd lekkere hapjes en blikjes bier mee. Soms maakten we dan een vuurtje op het strand om visjes te roosteren, en dan was er altijd wel iemand die een fles whisky bij zich had. Dat weet je toch nog wel, Edith? Die zomer toen Lawrence en ik met die Engelsen zijn gaan vissen?’
‘Volgens mij was Lawrence nooit vies van een borrel,’ zei ze.
Weer verscheen er een brede grijns op Willy’s gezicht.
‘Hoe heetten die Engelsen?’ vroeg Perez.
‘Het was een prachttijd,’ zei Willy. ‘Een prachttijd.’ Hij richtte zich weer op het eten en leek ineens veel trek te hebben. Perez dacht dat hij misschien de verse vis weer proefde die boven een kampvuurtje op het strand was gebakken. Hij draaide zich om naar Edith, want hij wilde Willy niet per se uit het verleden terughalen, naar de slappe kost en het eeuwige kaarten van tegenwoordig. ‘Weet u misschien waar hij het over heeft? Waren er Engelsen die met enige regelmaat in Biddista kwamen?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Willy verhuurde zijn boot soms aan toeristen, maar ik kan me niet herinneren dat er vaste klanten bij zaten. Misschien was dat voor mijn tijd.’
Willy kwam ineens terug in het heden. ‘Die Engelsman is laatst nog langs geweest, om me een paar vragen te stellen,’ zei hij. ‘Maar ik heb hem niets wijzer gemaakt.’
‘Welke Engelsman bedoelt hij?’ vroeg Perez aan Edith.
‘Er is een schrijver, ene Wilding, die volksverhalen verzamelt,’ zei ze. ‘Die wil hij gebruiken in het boek waar hij mee bezig is. Waarschijnlijk bedoelt hij hem.’
Perez zou graag de hele middag zijn gebleven, achter het raam in de zon, terwijl Willy vertelde over vroeger, het vissen, de kinderen van Biddista, maar hij wist dat hij dat tegenover Taylor niet kon verantwoorden. Met wat voor verklaring zou hij dan aan moeten komen?
Edith stond op en liep met hem mee naar de uitgang. ‘Kom gerust nog eens langs,’ zei ze. ‘Je bent altijd welkom.’
In de auto had zijn mobieltje plotseling weer bereik, want het begon te piepen. Perez bleek twee oproepen te hebben gemist, allebei afkomstig van Sandy. Perez belde hem op, hoorde op de achtergrond het geroezemoes van de meldkamer. Sandy had blijkbaar net zijn mond vol, en het duurde even voordat Perez kon verstaan wat hij zei.
‘Ik heb die vent opgespoord die die Engelsman een lift heeft gegeven. Stuart Leask. Hij werkt bij NorthLink, achter de balie. Hij zit daar vandaag de hele middag.’